De kunst van het falen

Ik kan me niet realiseren wie ik werkelijk ben, zolang het ego nog zaken tussen mij en mezelf in plaatst. Dit kunnen mentale hindernissen zijn, zoals ideeën, waarden, geloofsovertuigingen, oordelen en voorwaarden. Dit kunnen ook conatieve obstakels zijn, in feite elk project dat ik op mijn weg tracht te verwezenlijken en elke onderneming die ik van de grond probeer te krijgen. Ik zal alles waarop ik inzet los moeten laten om dichter bij mezelf te komen en mijn leven daadwerkelijk aan te nemen zoals het is.

Een zen meester zei eens: ‘Mijn weg gaat van mislukking tot mislukking.’ Gelukkig zijn er momenten op mijn weg als proces waarop het totale failliet van mijn onderneming zich aftekent en mijn inzet radicaal faalt. Voor ons geestelijk pad zouden we ons de woorden van de grote Ierse toneelschrijver Samuel Beckett voor ogen kunnen houden: ‘Fail. Fail again. Fail better.’ Want ons geestelijk pad gaat geenszins over slagen in welke zin dan ook. We worden er niet rustiger van, we worden niet meester over onze eigen geest opdat we kunnen denken wat we willen denken, we raken niet minder gestrest, worden geen beter mens en bereiken ook geen verlichting in de zin van een alomvattend weten. Sterker nog, het hoogste stadium van verlichting volgens de zen traditie zelf, is de Daikensho, de ‘Grote Verlichting’ en deze wordt doorgaans gedefinieerd als de ‘Grote Teleurstelling’.

Fases die noodzakelijk zijn om mijn eigen onderneming en inzet te laten mislukken zijn in drie categorieën te onderscheiden, namelijk mentaal, conatief en spiritueel.

Op mentaal niveau kennen we de Grote Twijfel, die op spirituele wegen ook wel de ‘Donkere Nacht’ genoemd wordt. Mij viel deze fase me toe toen ik voor een half jaar lang in het klooster van mijn leraar Genpo Roshi in Bar Harbor in de staat Maine (VS) verbleef. Ik ging daarheen met het voornemen niet weg te gaan voordat ik een antwoord had gekregen op mijn vraag ‘Wat is dit leven?’ Ik schreef mijn inzichten die tijdens de lange meditatiesessies opkwamen op in een schrift en nam deze inzichten vervolgens als uitgangspunt voor een verdere verdieping mee tijdens mijn uren zazen. Na vijf maanden lang van 5.00 tot 21.30 uur daags mediteren, hield ik slechts een woord in mijn schrift over als antwoord op mijn prangende kwestie: ‘Activiteit’.

Ik ging zitten met dat woord. Ik vroeg mezelf af: ‘Activiteit. Wat is dat eigenlijk? Wat is dat nu concreet?’ Op deze vraag kwam geen antwoord en ik begon langzaam te twijfelen aan mijn eigen capaciteit om te weten wat dit leven werkelijk is. Met deze twijfel ging ik naar mijn leraar Genpo Roshi en hij vroeg: ‘Wat denk je dat Shakyamuni Boeddha heeft gezien?’ Ik zei dat de Boeddha een diepgaand inzicht had verkregen in wat dit leven werkelijk is. Mijn leraar vroeg daarop: ‘Was jij daarbij?’ Ik ontkende vanzelfsprekend. ‘Hoe weet je dat dan zo zeker?’, besloot mijn leraar ons gesprek. Hierdoor ging ik meer twijfelen aan mijn eigen capaciteiten om mijn vraag tot een helder antwoord te brengen. In een volgend gesprek vroeg Roshi wat mijn grote voorbeeld Zen Meester Dogen nu eigenlijk had gezien. Ik moest hakkelend erkennen dat ik dit ook niet wist. Toen hij bij een derde gesprek vroeg: ‘Denk je dat ik iets heb gezien op basis waarvan ik weet wat dit leven is?’ ging bij mij de twijfel over in Grote Twijfel. Alles werd donker om me heen. Datgene dat zin gaf aan mijn leven, de verwachting ooit te weten wat dit leven ten diepste is, deze inzet die me vanaf mijn vijftiende dreef, viel volkomen uit elkaar. Wat een lichte, hoopvolle wereld was met een schittering aan de einder, werd een donkere, kille, sterloze nacht. Ik wist niets meer. Ik wist niet wat dit leven, mijn leven is en ik wist niet of ik daar wel ooit achter zou kunnen komen. Ik wist niet of dit tot mijn menselijke vermogen behoort, noch of het boeddhistische pad tot een inzicht leidt in mijn ware natuur. Ik had volkomen gefaald. Alles waarop ik jarenlang had ingezet, de reden van mijn studie filosofie en de reden waarom ik überhaupt op het spirituele pad was geraakt, was volledig ondermijnd. Er was geen kader meer, geen lichtpunt, geen weg, geen bereiken en geen niet bereiken.

Op een conatief niveau vond mijn volkomen teloorgang zo’n vijftien jaar later plaats, op een vrije dag tussen twee retraites op Ameland in. Ik had inmiddels een positie binnen de internationale gemeenschap opgebouwd als pleitbezorger en voorganger van de leken beoefening. Genpo had speciaal voor mij een verdiepende initiatie gelijkwaardig aan de monnikswijding gecreëerd, de zogenaamde ‘Life vows’. Ik was de eerste die ze ontving en er zouden na mij nog velen volgen. Ik weigerde mijn hechting aan maatschappij en gezin op te geven omdat ik daarvoor STOND. Ik wist me als filosoof verantwoordelijk voor de samenleving en als prille vader en echtgenoot verantwoordelijk voor mijn gezin. Als Genpo mij zou vragen alles onvoorwaardelijk los te laten, zou er voor mij een voorwaarde overeind blijven staan: mijn bewuste keuze voor een beoefening binnen de samenleving en mijn gezin. Ik had die keuze gemaakt in het klooster in Bar Harbor en had mijn gehele beoefening hierop serieus afgestemd, sterker nog, ik had er drie boeken over geschreven!

Op de vrije dag vond er in Genpo’s huisje onder de vuurtoren van Ameland een levendige discussie plaats over de vraag of leken boeddhisten ook priester konden zijn. Genpo’s eerste opvolger, de Française Genno Roshi werkte in Parijs met leken priesters. Volgens Genpo kan dat niet: je moet jezelf onvoorwaardelijk met de traditie verbinden om de traditie te vertegenwoordigen in de gedaante van een priester. En onvoorwaardelijke verbinding betekent monnikswijding. De discussie duurde de gehele dag en toen ik ’s avonds met de soep binnenkwam, vroeg Genpo Roshi me: ‘En hoe zit het me jou?’ Ik zei: ‘Ik ben het helemaal met je eens, Roshi.’ Hij vroeg me: ‘Waarom neem je dan niet de volgende stap?’ Ik aarzelde en zei: ‘Maar je weet toch waar ik sta, Roshi? Ik kan een onvoorwaardelijke overgave wel veinzen, maar het zou nooit een volwaardige overgave zijn.’ Toen vroeg Roshi me: ‘Vertrouw je me?’

Hier legde hij de bijl aan de stam van mijn voorwaarde. Ik was vijftien jaar lang zijn vaste assistent, we deelden alles met elkaar, hoe kon ik hem NIET vertrouwen? ‘Natuurlijk vertrouw ik je’, antwoordde ik. ‘Wat is dan je probleem?’, vroeg Genpo. En daarmee was mijn gehele project van lekenbeoefening ter zielen gegaan. Ik had geen poot meer om op te staan. De bodem viel onder mijn voeten weg en ik geraakte in een vrije val. Ik had het gevoel alsof ik dood ging. Dit was het einde van mijn inzet op conatief niveau. Het jaar daarop werd ik tot monnik gewijd, tot ontsteltenis van een groot deel van de leken gemeenschap.

Het is vanzelfsprekend dat hetgeen ik tussen mij en mezelf plaats moet wijken als ik mezelf wil realiseren voor wie ik ben. De ster volgt de ster in en door me heen en dit betekent dat de tekens die ik zelf aan het firmament heb toegeschreven een voor een dienen te worden uitgewist. Als ik me niet tegen van alles en nog wat had verzet en me geen voorwaarden in het hoofd had gehaald die op zijn zachts gezegd voorbarig waren, dan was ik stante pede samengevallen met mezelf en had ik mijn leven aangenomen zoals het is.

Mijn laatste voorwaarde had te maken met de hoedanigheid van de zen meester. Ik stelde me bij een meester toch iets anders voor dan een doodgewoon mens met zijn eigenaardigheden. Immers, hij is een ‘meester’. Hij staat boven het gedoe. Hij is volmaakt vrij. Hij is glashelder. Hij is volledig in controle. Toen Genpo mij een paar jaar geleden het laatste zegel van verlichting, Inka, gaf, en ik me daardoor ‘zen meester’ (Roshi) mocht noemen, voelde ik een dag later toch een grote teleurstelling. Want, wat was er nu veranderd?

(Wordt vervolgd)

Maurice Genko Knegtel Roshi leidt een zen stilte weekend op 11 en 12 december 2021 in Utrecht en een stilte retraite van 19 tot en met 23 januari 2022 in Eerbeek.


Reacties

Geef een reactie