De Sangha, het derde Juweel

De Boeddhistische Sangha: haar betekenis, vorm en geschiedenis

Wat gaat aan onze gemeenschap vooraf? Wat weten we van de gemeenschap leerlingen rond de Boeddha? Wat leren de notulen van de vergaderingen van deze gemeenschap in de eeuwen na de Boeddha’s overlijden ons over de boeddhistische gemeenschap? Hoe is de samenstelling en organisatie structuur van de gemeenschap rond de Boeddha? Wat betekent het voor de gemeenschap dat de Boeddha geen leider van de gemeenschap als opvolger wilde aanwijzen?
En welke is de vorm en organisatiestructuur van de Chinese Ch’an gemeenschap en de Japanse Zen gemeenschap? Welke zijn de invloeden van het Confucianisme hierin?

De Boeddha’s gemeenschap behoorde tot de parivrajakas, een beweging van rondzwevende asceten die een reactie was van met name jonge mensen op de ingrijpende omwentelingen in de zesde eeuw voor Christus in India: technologisch, economisch, spiritueel, maar met name sociaal; een gecentraliseerde regering kreeg de macht over autonome stammen en families die eeuwen lang hun eigen grond hadden geregeerd. Twee maal per jaar komt de groep rond de Boeddha, bestaande uit 290 bhiksus (‘bedelaar’), 60 bhiksunis (V), 75 upasakas (‘vereerder’) en 30 upasikas (V) tijdens de varsa (de drie maanden moesson) bij elkaar op vaste plaatsen aan de randen van steden en dorpen die door rijke ‘vereerders’ zijn geschonken of worden onderhouden: Sravasti (in de laatste 25 jaar van de Boeddha’s leven), Vaisali en Rajagrha, in het Noorden van India (Bihar en Utar Pradesh). De groep rond de Boeddha stelde regels in voor het twee maal drie maanden samenleven op deze vaste plaatsen: de pratimoksa. Dit waren gedragsregels die in de praktijk waren ontstaan gericht op een leven van onderzoek en inzicht. Men begon de pratimoksa twee maal per maand te reciteren, tijdens volle maan en nieuwe maan. De groep als geheel voerde initiaties en wijdingen uit en belegde later als een geheel de vergaderingen. Tijdens de varsa gaven de Boeddha of senior monniken onderricht. Na de varsa ging de gemeenschap uit elkaar, de pratimoksa was wat hen verbond. Er was geen centraal gezag en geen fundamentele doctrine!

Wat verbindt ons? Zijn er intenties zoals bij de prartimoksa die ons ook als we vanuit thuis beoefenen ons verbinden wanneer we niet samen zijn? En als die gedeelde intenties er niet zijn, wat zou ons dan thuis als gemeenschap met elkaar verbinden?

De Sangha werd bestuurd volgens het model van de stadstaat (Kapilavastu, de Boeddha’s geboorteplaats): besluiten werden in vergaderingen met de gehele gemeenschap genomen op basis van concensus en door de gehele gemeenschap uitgevoerd. In principe waren alle bhiksus en bhiksunis gelijkwaardig, maar niet gelijk: er was verschil in jaren van beoefening. Sommige volgelingen hadden een leraar of mentor positie en volgelingen waren gespecialiseerd in verschillende gebieden: Sariputra in inzicht in en analyse van het onderricht (latere Abhidharma), Maudgalyana in paranormale vermogens, Ananda in toewijding, Upali in discipline, Devadatta in ascese en Visakha (een bankiersdochter) was de voorganger voor de leken volgelingen. Er was geen transmissie zoals in het Chinese en Japanse Zen, wel een overdracht van leraar op leerling in de traditie van de Upanisads. De Boeddha hield zich op latere leeftijd alleen met de senior studenten bezig.

Zo wezenlijk dat het voor een eerste afscheiding binnen de gemeenschap zorgde (omdat Devadatta, de Boeddha’s neef, een ascetische orde willen leiden): de Boeddha wilde geen leider van de gemeenschap en geen opgelegde regels, zoals wonen in het woud, geen vlees of vis eten en geen kesa van uitsluitend gebruikte stoffen.

Een probleem voor de gemeenschap na het overlijden van de Boeddha: hij had geen opvolger aangewezen en zijn meest vooraanstaande leerlingen Sariputra en Maudgalyana waren al overleden. Maar: ‘Zelfs aan Sariputra zou ik de leiding van de Sangha niet geven’, had de Boeddha Ananda verteld. Ook had de Boeddha bij zijn overlijden tegen Ananda gezegd dat zijn volgelingen de minder belangrijke leefregels (pratimoksa) mochten laten vallen. Hij zei er echter niet bij welke hij bedoelde…

De eenheid van de Boeddha’s gemeenschap na zijn dood en het voortbestaan van de gemeenschap en diens traditie (rode draad, de bloedlijn!) hingen af van de overeenstemming van de bhiksus en bhiksunis op het gebied van de Dharma en Vinaya (discipline): waar gaat het over en hoe beoefen je dat? (Zie hieronder)

In het Chinese en Japanse Zen waarborgt niet de pratimoksa (gedragsregels) maar de leraar of lerares (Dharmaholder) de zuiverheid van de beoefening (het ‘waar gaat het over en hoe doe je dat?’)! De vorm en organisatiestructuur van de Chinese en Japanse gemeenschap is bepaald door het Confucianisme: een strikte hiërarchie van posities met de leraar of lerares aan de top en de novicen aan de basis en de senioriteit van Shuke’s gepositioneerd daar tussenin. Wat de gemeenschap verbindt is de leraar of lerares waaraan zij is gecommitteerd: Shuke Tokudo betekent in Japan de onvoorwaardelijke toewijding aan en verbondenheid met de Sensei of Roshi. Wat de gemeenschap symbolisch verbindt is de Ketchimyaku, de bloedlijn, de lijn van transmissie die alleen in de Zen (Ch’an) traditie centraal bestaat (en in geen andere boeddhistische traditie).

De Sangha en sambodhi, waar gaat het in de kern over in onze gemeenschap?

Wat betekent gemeenschap op grond van onze ervaring van sambodhi, ontwaken, de non-duale ervaring? Een ervaring die op fenomenale wijze is beschreven in De Toren van Liefde?

‘Sudhana vraagt de bodhisattva Maitreya om de toren te openen en hem binnen te laten. De bodhisattva treedt naar voren en knipt met zijn vingers en kijk, de deur gaat open! En welk een schouwspel wordt hem geopenbaard! De toren is wijds en uitgestrekt als de hemel. De toren is versierd met banieren, juwelen, parelkettingen, gouden draden, spiegels, spitsbogen, pilaren, wolken van kostbare kleding, gouden bananenbomen, beelden van ontwaakten en zingende vogels. Binnen de toren ziet hij honderdduizenden andere torens, eveneens prachtig versierd. Ook deze zijn weids en eindeloos uitgestrekt als de hemel en stralen in alle richtingen. Toch hinderen de torens elkaar niet in hun verschijning. Ze zijn duidelijk van elkaar onderscheiden in al hun karakteristieken, terwijl ze zich harmonieus in elkaar weerspiegelen, elke toren individueel en alle torens collectief. Er is een volkomen vermenging in een natuurlijke orde. Sudhana wordt overweldigd door vreugde en ontzag en hij buigt zijn lichaam in alle windrichtingen.’

Vertaling Avatamsaka soetra, De Toren van Liefde, uitgegeven september ’23

Alle leden van onze gemeenschap zijn in de kern met elkaar verbonden en zien elkaar in elke ander.
En, Dogen Zenji in de Genjo Koan:
‘Bij voorbeeld, wanneer je in een boot zeilt naar het midden van de oceaan, waar geen land in zicht is, en je kijkt in de vier richtingen, dan ziet de oceaan er rond uit en niet anders. Maar de oceaan is noch rond, noch vierkant; zijn kenmerken zijn oneindig in hun variaties. Hij is als een paleis. Hij is als een parel. Hij ziet er alleen maar rond uit, voor zover je hem kunt zien op dat moment. Alle dingen zijn zo.’

Onze gemeenschap deelt eenzelfde onuitsprekelijke ervaring en eenzelfde intentie: hoe dien ik de ander (die ik ben), hoe is mijn leven instrument in handen van elk levend wezens (dat mij bezielt)?

Onze gemeenschap deelt de beoefening en intentie van de bodhisattva: instrument te zijn voor de ander en de gemeenschap als een geheel. Hoe dragen wij de bodhisattvagelofte binnen onze gemeenschap uit? En daarbuiten? In welke zin ondersteund onze gemeenschap het uitdragen van de bodhisattvagelofte in de wereld?

Tenslotte, we gaan terug naar onze buik en ervaren met geheel ons lijf het voor-woordelijke en pre-reflectieve. De realiteit is niet wat je daarover denkt, ze is wat we aan den lijve ervaren. Zo delen we iets, dat we niet kunnen zien, zeggen, begrijpen, bedenken, voorstellen of vastpakken. We delen zelfonderzoek, een minitieus verkennen van ons bewustzijn en zelf-realisatie. We delen levensvragen zoals Wie ben ik, Wat is dit, Wat heb ik te doen, Wat is de zin, Wat is het goede, Wat is vrijheid; of een intuitie: er is iets meer dan dit! En we delen een zintuigelijk onderzoek: wat hoor ik nu echt? Wat zie ik nu feitelijk? Wie is het die de geluiden hoort en de beelden ziet? We keren terug naar onze buik en zien onze geest werken: van non-duaal naar duaal, naar het vormen van het onbepaalde door concepten en het solidificeren van de open realiteit. Wat we delen is verwondering, het Grote Mysterie van Leven en Dood, verbinding met alles en iedereen en vervulling.

De Sangha als beoefening

Op basis van mijn wakker zijn (sambodhi) is elke ander binnen onze gemeenschap mijn spiegel; ik zie mezelf in de ander en ontvang wat ik uitdraag (ook op de werkplek en thuis!)

De ander stroomt door mijn lijf als vloeistof door een pijp. Ik resoneer met de ander. Ik deel de fases op mijn weg met de ander en de fase waarin de ander zich bevindt is mijn fase. De oefening is dat ik mijn oordeel, mijn beeld en mezelf en wat ik wil naast mijn intieme en fundamentele verbondenheid met de ander laat staan. Ik zie de ander. druk dit uit en geef hiermee de ander aan de ander terug, zodat de ander zijn leven kan realiseren en aannemen zoals het is. Dokusan, de ontmoeting tussen de Roshi en de leerling, betekent letterlijk: ‘ontmoeting alleen’. Dit betekent letterlijk: je ontmoet jezelf tijdens de dokusan, je krijgt jezelf terug als je jezelf aanbiedt, zodat je jezelf kunt realiseren voor wie je bent en je jezelf kunt aannemen voor wie je bent.

Energetisch draag ik de beoefening van de gemeenschap en van elke specifieke ander binnen de gemeenschap. De gemeenschap draagt de beoefening van elk van haar leden simpelweg omdat de gemeenschap er is: ik sta niet alleen in mijn beoefening, ook als ik drie maanden op mijn werkplek en thuis beoefen weet ik dat de andere beoefenaar er is en dit ook doet.

De overdracht van de Dharma vindt in Zen binnen de gemeenschap in eerste instantie plaats in het fysieke samenzijn met de leraar of lerares: in diens dagelijkse handelen drukt deze de Dharma op de meest concrete wijze uit. In de tweede instantie vindt de overdracht plaats van het lichaam van elk lid van de gemeenschap naar elk ander lichaam. Het is een overdracht ‘buiten alle teksten en geschriften om, een direct wijzen op de ware natuur.’ De ander leeft voor mij de Dharma voor.

De Sangha en hiërarchie

Dharmaposities innemen als beoefening in het je plek innemen en gaan staan voor jezelf en je positie in de orde der dingen. Dit gaan staan voor jezelf binnen jouw positie is een innerlijke strijd, realisatie, aannemen en vrij worden van je patronen (samskara) rond die positie. Dit geldt voor de worstelingen rond overgave, autoriteit, verbinding, de hiërarchie zelf, gemeenschap en een ieder die bij jou de knoppen van jouw patronen indrukt.

Met welke positie heb jij de meeste moeite? Hoe verbind je je? Hoe laat je los? Hoe buig je? Hoe neem jij je plek in? Hoe geef jij jezelf over aan de Roshi? Noem je de Roshi Roshi? Of gewoon Maurice? En buig je volledig, met je hoofd naar de grond, of staand, met je handen in gassho? Of buig je niet?

In de Boeddha’s Sangha hadden verschillende bhiksus verschillende specialismen en daardoor verschillende posities, zie hierboven bij 1e bijeenkomst! En Rahula, de Boeddha’s zoon, was voorganger van de novicen (sramanera), Prajapati, de Boeddha’s stiefmoeder, was voorganger voor de bhiksunis, Visakha, een bankiersdochter, de voorganger voor de leken.

De Sangha van de Boeddha had de volgende organische structuur: de novice met een mentor aan de buitenkring van de gemeenschap, daarna de bhiksu, volwaardig lid van de gemeenschap, daarboven de tera, de senior beoefenaar en daarboven de mahatera, degene die al meer dan twintig jaar de Boeddha’s Dharma volgt.

Het Chinese en Japanse boeddhisme is een waarachtige oefening in hiërarchie: buigen naar je meerdere en het ontvangen van de mindere positie. Hoe buig jij? Hoe ontvang jij?

Initiaties als de bekrachtiging van de fase waarin je beoefening zich voltrekt, van de dharmapositie waarin je bent gegroeid en het als gevolg van de bekrachtiging daarin jouw organisch verder kunnen groeien en verdiepen. Tijdens de initiatie ga je letterlijk staan voor wat je bent en toont dit aan alle leden van de gemeenschap (Jukai, Shuke Tokudo).

De Sangha als plaats van beoefening

Zendoregels zijn de Japanse pratimoksa. Ze vormen het verbindende element als de gemeeschap bij elkaar is, maar ook als iedereen op zichzelf thuis beoefent. Wat is het belang van regels in de zendo en tijdens retraites en welke zou je voor de toekomst willen behouden? En welke rituelen en initiaties zou je willen behouden voor de toekomst?

Zoals tijdens de intensive, het intensieve en meest concrete samenzijn van de gemeenschap: onze beoefening is ons handelen in de boeddhistische dienst, tijdens het werk (samu), in de zendo met alle protocollen en rituelen, tijdens het eten van onze maaltijden en buiten de gebouwen. Maar dit geldt ook voor de stilte zondagen en zelfs voor de meditatieavonden: we dragen elkaars beoefening en zijn verantwoordelijk voor de anders beoefening (stil zitten, tempo van kinhin, tempo van gezamenlijk eten, wijze van reciteren tijdens de dienst of het uitvoeren van een positie). Maar ook: het precies naleven van de regels en het je eraan overgeven is een oefening in zelfvergeten handelen, het masseren van ons ego, het ik minder soliede maken. Zo weet je je op een gegeven moment gedragen in de handeling: iets beweegt me en ik ben het niet; ik word bewogen, iets gaat zijn gang.

Maezumi Roshi schrijft over samu, het werken tijdens een sesshin. Bijvoorbeeld in de keuken. Als de tenzo vraagt om de wortels op een bepaalde manier te snijden, dan kun je denken: zo snijd ik ze nooit. Je kunt ook jezelf afstemmen en doen wat er gevraagd wordt. Het mooie van een retraitemodel is dat we de mogelijkheid bieden om te ervaren dat één lichaam de maaltijd bereidt, dat al die verschillende mensen in de keuken samenkomen in jouw wijze van snijden van de prei. Elke handeling is een gewijde, verlichte activiteit, die niet van mij komt maar van alles en iedereen. Ze is niet beperkt door mijn eigen patronen, ze komt van een intiem verbonden zijn met de hele groep in die keuken. Werken is dan ook een prachtige uitdrukking van dit mysterie in de wereld.

Maezumi Roshi over chanting: ‘Chanting is an effective means of harmonizing body and mind. Chant is with your ears, not with your mouth. When chanting, be aware of of the others who are also chanting. Blend your voice with their voices. Make one voice, altogether.’

… others who are also chanting – dat woordje also, dat is zo belangrijk. Er zijn anderen die reciteren, niet alleen ik (of: de Ene die deze woorden hoort).

‘Always adjust yourself to the others, rather to expecting the to adjust to you.’ Dit is cruciaal, hang deze zin boven je bed! Hoe vaak zegt dat La Ligna poppetje in ons dat we ‘ik’ noemen het tegenovergestelde?! We willen toch vasthouden aan ons eigen ding. Er is een voortdurende klaagzang over anderen en over de omstandigheden en een behoefte aan aandacht voor onszelf. Er zijn genoeg redenen voor ‘ja maar’. En dan toch doen wat er wordt gevraagd. Het gaat erom afgestemd te zijn, op de situatie, de personen en de voorwerpen in de ruimte. Dit is bij uitstek de kwaliteit van de Sangha als plek van beoefening!

Het is een oefening in afgestemd handelen, zelfvergeten, je laten bewegen, je laten dragen door elke ander binnen de gemeenschap, het bewegen en functioneren als een lichaam… Het gaat niet om mij!

De Sangha en democratie

Wie leidt de gemeenschap? Welke vorm van bestuur had de gemeenschap van de Boeddha in India en later, na zijn dood en in China, in Japan en in het Westen? Wat zou voor ons nu, in onze cultuur, de meest passende vorm van bestuur zijn? Is een autoriteitsvrije gemeenschap mogelijk? Maar wat is dan het upayah of hulpmiddel voor overgave van onszelf? En hoe houden we onze beoefening zuiver???

Hoe verhoudt zich onze democratie tot de boeddhistische vormen van gemeenschap die hierboven zijn benoemd? Is een democratische vorm voor een religieuze gemeenschap mogelijk en wenselijk? Is de organisatie van de Boeddha’s Sangha een voorbeeld voor toekomstige organisatievormen in het Westen (zoals Extinction Rebellion in cirkels is georganiseerd)?

Welke bestuursvormen gaan ons vooraf? Na de Boeddha’s overlijden kwam de gemeenschap bij elkaar maar moest voor het beginnen van de eerste vergadering van volgelingen wachten op Kasyapa die nog onderweg was. Sommige bronnen hebben daarom Kasyapa als voorzitter en dus voorganger in de eerste vergadering van volgelingen. Dit zou dan op basis van zijn onderhouden van de pratimoksa zijn, het leidende principe in de beoefening van de Thera Boeddhisten. Andere bronnen zeggen echter dat Ajnata Kaundinya, een van de yogi’s met wie de Boeddha onder de bodhiboom beoefende voor zijn verlichting en die als eerste zich de Dharma realiseerde, de leiding over de vergadering kreeg. In dit geval zou de leiding op basis van senioriteit gelden. De eerste vergadering van volgelingen stelde het onderricht vast (de Dharma) op basis van ondervraging van Ananda (precies dit komt terug in de later op schrift gestelde Pali canon: ‘Aldus heb ik gehoord, de Verhevene verbleef te … met in zijn gevolg… et cetera’), die vanaf dat moment mondeling van generatie op generatie zou worden overgedragen, maar ook de Vinaya, de gedragsregels, op basis van ondervraging van Upali. De voorzitter van de vergadering draait de Boeddha’s het laten vallen van de minder belangrijke gedragsregels terug en stelt uit vrees voor het uiteenvallen van de gemeenschap dat ALLE gedragsregels moeten worden nageleefd.

De vergaderingen van de gemeenschap als een geheel vonden feitelijk alleen plaats wanneer er ingrijpende beslissingen moesten worden gemaakt rond controverses binnen de Sangha. Hier zien we hoe het bestuur van de boeddhistische gemeenschap na de Boeddha’s overlijden functioneerde. In latere vergaderingen is er geen voorzitter meer vanuit de gemeenschap, hetgeen tot gevolg heeft dat de gemeenschap na de presentatie van de Vijf punten van Mahadeva, die de autoriteit van de arhat, de volledig onthechte, ter discussie stelt, uiteenvalt in de meerderheid van de vergadering die de vijf punten onderschrijft, de Mahasamghikas en de ‘Ouderen’ of Sthaviras, die de vijf punten verwerpen. De breuk tussen Theravadin en Mahayana is een feit. In een latere vergadering van de gemeenschap, bijeengeroepen door Keizer Asoka, werd wel weer een volgeling verkozen tot voorzitter van de vergadering: Moggaliputta Tissa. Hij zuiverde de Dharma van alle metafysische invloeden, zoals de werkelijke persoon achter de skandha’s en de opvatting van dharma’s als atomen. In feite was de groep die samenkwam een voorloper van de Theravadins onder de invloed van de Boeddhistische Keizer Asoka. Een eerste inmenging van Staat in religie… Dit zal later nog vaak gebeuren, onder andere onder Kaniska, de Centraal Aziatische despoot die het Mahayana vlottrok als gemeenschap.

Als je ziet hoe de gemeenschap rond de Boeddha en later de gemeenschap na zijn overlijden feitelijk besluitvorming voltrok rond ingrijpende beslissingen, dan moeten we concluderen dat de Boeddha’s ideaal van het beslissen door de gehele gemeenschap op basis van consensus eigenlijk nooit houdbaar is gebleken, zelfs niet in de gemeenschap van de historische Boeddha zelf!

In onze gemeenschap worden de leden van het bestuur dat de gemeenschap bestuurt voorgedragen door Roshi. Het zijn formele studenten (Shoken) met senioriteit en het in het bestuur functioneren naast Roshi is onderdeel van de overdracht. Binnen het bestuur wordt er besloten op basis van concensus en worden besluiten gezamenlijk uitgevoerd, maar het woord van de Roshi heeft weldegelijk gewicht. Overigens is de Roshi geen deel van het bestuur, maar is formeel bij de Stichting in dienst. Dit was anders in de begindagen van de Kanzeon Sangha, toen Genpo Sensei voorzitter van het Kanzeon bestuur was… Is het mogelijk de gemeenschap zonder positie van autoriteit te organiseren? De Roshi binnen de zen traditie is ook een pedagogisch middel voor overgave van de student, het loslaten van het ego. Hoe zit dat in een autoriteitsvrije gemeenschap? En… Hoe houden we de beoefening zuiver zonder autoriteitsdrager?

De machtsvrije Sangha

Brainwave: in hoeverre en in welke vorm is een zelfsturende gemeenschap mogelijk? Wat is daarvoor nodig? Hoe ziet zo’n gemeenschap eruit? Hoe functioneert de leiding? Hoe wordt zo’n gemeenschap aangestuurd, georganiseerd, ‘voorgegaan’? Welke plaats heeft de leraar of lerares? Wat is het verbindende element (bij de Boeddha was dat de pratimoksa): onze intenties, voornemens? Een gedeelde passie? Een gedeelde ervaring? Kortom, hoe organiseren we ons gedeelde verlangen?

Ter voorbereiding voor onze reflectie, de Nederlandse documentaire ‘Op reis naar het Noorderlicht’, over de reis van de zeilboot Warnow en diens inspirerende voorganger. In 2013 ging een groep alternatieve muzikanten in de slipstream van hun inspirator Arnout mee in de zeilboot Warnow naar het Noorder licht toe. De gemeenschap had een organische ordening en hiërarchie, het natuurlijke beeld van de ‘voorganger’ en zijn volgers, een volstrekt vrije gemeenschap van individuen die evengoed een hiërarchische structuur kent, met hun inspirator en zijn vriendin voorop, aan de ’top’, hun bevriende drummer daaronder en daaronder vijf andere leden van de acht deelnemers aan de reis. Deze vijf stappen na een hachelijke zeiltocht langs de Britse kust in Schotland uit de zeilboot. De Warnow zinkt op weg naar Noorwegen. Er is niets van de boot en zijn drie opvarenden ooit teruggevonden.

Ideaalbeeld voor mijzelf is de spirituele groep rond Reinoud Fenterner van Vlissingen, leerling van Greet Hofmans, waarvan Hans Korteweg een lid was: de groep kwam samen in de werkkamer van Fenterner van Vlissingen als ’s avonds het licht in de torenkamer aanging (te vergelijken met de sacrale groepen van de filosoof Georges Bataille in Parijs in de bibliotheek waar hij werkte). Behalve de leden wist niemand dat de groep er was, noch wanneer de groep samenkwam. Fentener van Vlissingen deelde zijn inspiratie, maar was niet de Meester van de groep en had ook geen leiding over een organisatie. Mijn ideaal is de geheime sacrale groep, die op geheime plaatsen en op geheime tijdens samenkomt rond een zelfde verlangen: jouw leven te realiseren precies zoals het is en dit uitdrukken in het dagelijkse leven. Niemand weet ervan en dat is precies wat het zou moeten zijn. De organisatie is in cirkels op verschillende geheime plaatsen die zich gevormd hebben rond geïnspireerde voorgangers die geestelijk zijn gerijpt en gescherpt in hun eigen geheime cirkel door hun voorganger. Deelname vindt plaats op personlijke invitatie van elk lid. Alle leden zijn gelijkwaardig en gaan in principe voor binnen hun eigen cirkel, zoals binnen onze Shoken groep op de zondagmiddagen.

De Sangha, het belangrijkste juweel in het Westen?

Waarom zou dat zo zijn? En hoe ziet in onze tijd en cultuur een passende religieuze gemeenschap eruit? Wat maakt zo’n gemeenschap nog boeddhistisch en is dat eigenlijk nog wel belangrijk? Is de voorbeeldige gemeenschap in organisatievorm misschien wel gelijk aan de gemeenschap van de historische Boeddha: zonder leiding, een natuurlijke ordening op basis van senioriteit en individuele kwaliteiten en besluitvorming op basis van consensus? Waarin zou jij zelf dan voor gaan? En hoe houden we onze beoefening zuiver? Wat denk jij? Wat vinden we samen? Hoe komen we samen tot een besluit en hoe ziet dat er dan uit?

En concreet voor onze gemeenschap: is een organisatie in de juridische vorm van een Stichting met een vijfkoppig bestuur van Shokenstudenten dat de organisatie aanstuurt en de georganiseerde bijeenkomsten in het Graalhuis op de wijze waarop wij dit doen nog passend voor ons anno 2024???