Onbeperkte potentie

Het boeddhisme heeft een taal ontwikkeld om het proces van menswording mee uit te drukken, als ook de essentie van elke menselijke ervaring en beide daarmee inzichtelijk te maken.

In het proces van menswording ontdekken we een onophoudelijke beweging tussen twee elkaar uitsluitende polen: de onbeperkte potentialiteit van de mens tegenover de streng geconditioneerde vormen waarin en waaruit de mens zijn leven leeft. Het is in het schuren, wringen, wrijven van deze beide polen van ons menselijke bestaan, dat de mens meer mens wordt, dat zijn ware aard waarachtig incarneert en dat hij beetje bij beetje en met vallen en opstaan als mens wordt geboren.

Als we teruggaan naar de feitelijkheid van elke menselijke ervaring – de ervaring precies zoals ze is, ontdaan van alles wat ik daaraan toevoeg; het voorwoordelijke en prereflectieve – herinneren we ons onze onbeperkte potentialiteit. Niets van wat we zijn en niets van wat we in ons leven ervaren is bepaald of beperkt. We kunnen geen begin en geen einde, geen vorm, geen kenmerk en geen identiteit vaststellen. We weten niet wat het is dat zich aan ons voordoet, het is ons te dichtbij, we zijn het zelf. Zo is elke ervaring open, onbeperkt, onpeilbaar en tijdloos zo.

De vergelijking die in het Indiase boeddhisme wordt gebruikt om deze ervaring te articuleren, is die van een reflectie in de spiegel. Wat zich voordoet in de spiegel treedt op in afhankelijkheid van verschillende condities: het licht, de spiegel, het voorwerp voor de spiegel. Wat zich in de spiegel voordoet is er, dat is evident, maar feitelijk is er niet iets. Het beeld in de spiegel bestaat niet op zichzelf, het ontstaat en vergaat niet. Het is, voor dat moment en onder die omstandigheden. Maar ga je ernaar zoeken, dan vind je niets. Precies zo is het met alles wat in onze ervaring verschijnt. Aan de basis van ons bestaan ontdekken we een onbeperkte potentialiteit. In de woorden van de Indiase boeddhistische filosoof Candrakirti (7e eeuw na Christus) in zijn commentaar op de Madyamikasastra van de grootste Indiase filosoof, Nagarjuna (150 – 250 na Christus):

‘Alle dharma’s zijn overeenkomstig (de vergelijking met de reflectie in de spiegel) niet alleen open, maar ze worden ook geproduceerd door open (oorzaken. Daarom) hebben ze geen eigen bestaan, zijn ze niet permanent en kunnen ze niet vernietigd worden.’


Reacties

Geef een reactie