Of we nu in de gammele planken van onze vervallen houten brug Zhaozhou’s stenen brug willen ontdekken, of dat we de kat trachten te redden van ons dodende denken, of wanneer we vertrouwen zoeken in onze fundamentele onwetendheid, telkens maken we een beweging terug naar onszelf, naar onze basis, de levende en enige aanwezigheid. Over deze beweging terug gaat de volgende kwestie, de twaalfde uit de Wumenkuan, ‘De poortloze poort’:
‘Meester Ruiyan verhuisde naar het Ruiyan klooster in Taizhou, waar hij op een grote steen ging zitten. Elke dag riep hij: ‘Meester!’ Daarop antwoordde hij zichzelf: ‘Wat?’ Dan vroeg hij: ‘Ben je er?’ En antwoordde: ‘Ja!’ Vervolgens zei hij: ‘Laat je door niemand misleiden!’ En hij antwoordde zichzelf: ‘Ja! Ja!”
Elke dag riep zen meester Ruiyan ‘Meester!’ naar zichzelf. Waarom deed hij dit? Wilde hij iets belangrijks aangaande zijn bestaan bij zichzelf in herinnering roepen? Was hij vergeten wie hij werkelijk was? Zocht hij de ‘stenen brug’, de ‘weidse leegte’, de controle over zijn bestaan? Maar hij was toch een zen meester? En wie was het die Ruiyan aanriep? Wie is dan die ‘Meester’? Wat doet die ‘Meester’ de gehele dag? Is Hij dezelfde als ‘ik’? En wie roept die ‘Meester’ eigenlijk? Is dat Ruiyan, de zen meester zelf? Wie is Ruiyan?
Als we in meditatie intiem met onszelf alleen zijn en helemaal niets meer doen, zittend op een grote steen, gewoonweg aanwezig, zonder meer, zonder minder, dan kunnen we ontdekken dat die aanwezigheid zelf in ons lichaam en geest werkzaam is. Er zijn gedachten, zeker, maar deze worden achteraf geclaimd door een ‘ik’, die zelf ook slechts in gedachten bestaat. Er zijn waarnemingen, zeker, en ook deze worden achteraf geclaimd door een ‘ik’, zodat ik denk: ‘Ik hoor de vogels fluiten’. Maar dit is niet meer dan een gedachte. Feitelijk is er gewoon het fluiten van de vogels en zelfs dat niet, er is ‘Fiet, fiet, fiet!’ En ‘Fiet, fiet, fiet!’ is degene die nu dit geluid hoort. Deze is dezelfde als degene die nu deze woorden leest. Hij is de Ene Aanwezige, die hoort door mijn oren, ziet door mijn ogen, ademt door mijn neus, loopt met mijn benen en grijpt met mijn handen. Deze Ene Aanwezige roept: ‘Ben je er?’ En het is deze Ene Aanwezige die antwoordt: ‘Ja!’ Er is niets en niemand anders.
Hoe breng je deze Ene Aanwezige in de bevangenheid van een malende geest in herinnering? Hoe doe je dit in de verstrooiing en de jachtige veeleisendheid van alledag? Op deze vraag geeft een ieder zijn of haar hoogstpersoonlijke antwoord. De een keert terug naar de ademhaling, de ander naar de onderbuik, het dragende midden van de mens. Weer een ander stampt op de grond om in het lichaam te geraken, of keert terug naar de zintuigen: wat hoor ik nu? Wat zie ik? Ruiyan roept elke dag ‘Meester!’ naar zichzelf, en de Ene Aanwezige verschijnt en antwoordt. Wat doe jij in de gekte van alledag? Hoe keer jij terug naar jezelf, naar je basis, de levende en enige aanwezigheid?
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.