Het Hart soetra geeft de essentie van de prajñaparamita literatuur weer in de vorm van het onderricht van de bodhisattva Avalokitesvara aan Sariputra. Er bestaan twee Hart soetra’s, een lange en een korte. In de korte tekst die over het algemeen wordt gebruikt in kloosters in China en Japan, ontbreken de openings- en sluitingspassage die we in de lange tekst wel tegenkomen. In de Tibetaanse vertaling van het lange Hart soetra gaat er zelfs nog een passage aan de openingspassage vooraf. In dit blog zullen we ons uitsluitend met het korte Hart soetra bezighouden.
Op twee bijzonderheden aangaande het Hart soetra wil ik voorafgaand aan de vertaling de aandacht vestigen. De bodhisattva Avalokitesvara, één van de hoofdpersonen in deze tekst komt in géén van de andere prajñaparamita soetra’s voor. Sommige wetenschappers trekken hieruit de conclusie dat het Hart soetra later zou zijn geschreven dan de andere soetra’s omdat hier een “uitheems” element zijn intrede doet. Avalokitesvara is immers een veel voorkomende verschijning binnen het Zuivere Land boeddhisme en het tantrische boeddhisme. De tweede bijzonderheid betreft de mantra die de conclusie vormt van Avalokitesvara’s betoog over het onbepaalde. In de rest van de prajñaparamita literatuur komen we zulke magische formules niet tegen. Het gebruik van de mantra is een typisch tantrisch element. Bij de tantrische prajñaparamita literatuur vinden we dan ook veel en later toegevoegde mantra’s.
Invocatie en setting
(1) Invocatie: Om namo Bhagavatyai Aryaprajñaparamitayai
“Verering aan de eerbiedwaardige (Vrouwe of Moeder), de edele Prajñaparamita.”
Het Hart soetra opent met de aanroeping van een persoon, te weten de personificatie van prajñaparamita, de vervolmaking van helder zicht, die de “Moeder van alle Boeddha’s” wordt genoemd. De invocatie dient deze Moeder van alle Boeddha’s op te roepen als getuige en aanwezig te stellen.
(2) Setting: Aryavalokitesvaro bodhisattvo gambhiram prajñaparamitacaryam caramano vyavalokayati sma pañca skandhas tams ca svabhavasunyan pasyati sma
“Nadat de edele bodhisattva Avalokitesvara de diepe stroom van prajñaparamita was binnengegaan zag hij de vijf skandha’s en zag dat ze zonder substantie waren.”
Letterlijk vertaald staat er in het eerste deel van deze regel: “Toen de edele Avalokitesvara bewoog (caramanah sma) in de diepe stroom van prajñaparamita…” Ofschoon we in ons bewegen in prajñaparamita, de bodemloos diepe stroom van ons dagelijks bestaan prajña uitdrukken valt de onmiddellijke, lijfelijke ervaring van de realiteit ons pas toe wanneer we “niets doen”, in een “moment van pauze”, voorwoordelijk en pre-reflectief. Zolang ik nog iets doe, wat dan ook, sta ik de onmiddelijke ervaring van de werkelijkheid in de weg. Prajña vraagt ons los te laten, een onszelf toevertrouwen dat als zelfvergetenheid in ons handelen ligt. Om hierop de nadruk te leggen, heb ik caramanah sma in de voltooid verleden tijd vertaald. In de beweging waaraan de bodhisattva zichzelf toevertrouwt ziet Avalokitesvara niet alleen de vijf condities van ons bestaan maar ook de onbepaaldheid (svabhava-sunyan) van die condities. Hiermee is de setting van het Hart soetra gegeven. Wat nu volgt is een uitdrukking van de bodhisattva’s heldere zien.
De onbepaaldheid van ons individuele bestaan
(3) De onbepaaldheid van de vijf condities van ons bestaan:
iha Sariputra rupam sunyata sunyataiva rupam rupan na prithak sunyata sunyataya na prithag rupam yad rupam sa sunyata ya sunyata tad rupam evam eva vedana-samjña-samskara-vijñanam
“Hier Sariputra, is vorm openheid, openheid vorm; vorm is niet te scheiden van openheid, openheid is niet te scheiden van vorm; al wat vorm heeft is onbepaald, al wat onbepaald is heeft vorm; en zo ook voor onze gevoelens, onze gedachten en onderscheiden waarneming, onze diep ingesleten patronen en ons gewaarzijn.”
De bodhisattva Avalokitesvara die het Mahayana boeddhisme vertegenwoordigt spreekt hier tot een van de belangrijkste leerlingen van de Boeddha, de bhikkhu Sariputra die in het orthodoxe boeddhisme een hoog aanzien geniet. De bodhisattva introduceert de mahayanistische leer van de onbepaaldheid (sunyata). Sunyata is een abstract naamwoord dat is afgeleid van de wortel su, dat “zwellen” betekent. Sunya betekent letterlijk “gezwollen”, dat wil zeggen hol, zonder substantie. Het is etymologisch verbonden met het Latijnse cavus. Sunyata is dus het “zonder substantie zijn”, zonder iets substantieels dat er in of achter ligt, het ontbreken van een vaste kern, wezen of grond. Dit betekent dat ik niet kan bepalen wat het is, het is “open”, “onbepaald”. Ik weet niet wat het is.
Bij “vorm is openheid” (rupam sunyata) draait het om de vraag wat we nu precies ervaren wanneer we een materiële vorm, de eerste van de vijf skandha’s ervaren. Ervaren we daadwerkelijk een soliede ding of is dit een aanduiding voor een ervaring die we niet van ons lijfelijke ervaren kunnen onderscheiden en waarvan we niet kunnen bepalen wat het is? Horen we als de kerkklok slaat werkelijk “een kerkklok” of is er slechts “boing”? Hebben we als we de hand van de ander vastpakken daadwerkelijk de hand van de ander vast of is er louter een “tastervaring”? En is de vorm van ons lichaam alles bepalend of weten we feitelijk niet waar ons aan den lijve ervaren begint of waar het eindigt? Avalokitesvara is duidelijk in zijn antwoord op al deze vragen: de zogenaamde materiële vorm is geenszins materieel in de zin dat er een soliede materie aan ten grondslag ligt en ook geen bepaalde vorm. De materiële vorm is een concept dat we aan de onmiddellijke, fysieke ervaring van de realiteit toevoegen. De materiële vorm is dus zonder substantie en onbepaald, open. “Deze hand is geen hand en daarom noemen we hem hand” (Diamant soetra).
Nu moeten we onbepaaldheid niet zien als iets dat buiten de wereld van de zichtbare vormen (rupa) op zichzelf bestaat. Openheid is geen absolutum zoals “Het Grote Niets”! “Deze zelfde openheid is vorm” (sunyata-eva rupam), zegt de bodhisattva. Openheid en materiële vorm zijn verschillende, elkaar tegensprekende aanduidingen van één en dezelfde ervaring, de lijfelijke en onmiddellijke ervaring van de realiteit. Volgens de conventie noemen we een klok een klok. Soteriologisch noemen we hem onbepaald. Maar wat we concreet aan den lijve ervaren is “boing!” en zelfs dàt is nog teveel gezegd!
Niet alleen vorm en openheid zijn identiek, ook de vier andere condities van ons individuele bestaan zijn onbepaald. Materiële vorm, gevoelens, gedachten en onderscheiden waarneming, onze diep ingesleten patronen en ons gewaarzijn conditioneren zowel ons individuele bestaan als ons ervaren van de werkelijkheid. Het is niet zo moeilijk om te zien dat deze condities wederzijds van elkaar afhankelijk zijn. Onze gevoelens beïnvloeden onze gedachten en onderscheiden waarneming. Onze gedachten en perceptie beïnvloeden onze gevoelens. Sterker nog, het bestaan van bepaalde gedachten is afhankelijk van bepaalde gevoelens en omgekeerd. Zo bestaat geen van de andere condities zonder gewaarzijn en zou er zonder deze andere condities ook geen gewaarzijn zijn. Kortom, geen enkele van de vijf condities heeft een soliede eigen bestaan. De vijf condities zijn zonder substantie en onbepaald. We kunnen dit ook ervaren. Ga maar eens, wanneer een gevoel of gedachte zich voordoet zo’n gevoel of gedacht binnen. Laat dat gevoel of die gedachte helemaal op je in werken en kijk ernaar zonder te oordelen. Wat doet zich voor in woede? Wat doet zich voor in angst? Wat doet zich voor in geestelijke verwarring of stress? Vinden we in de emotie of in de gedachte ook maar iets substantieels? Het empirische gegeven waar het Hart soetra ons in deze regel op wijst is dat er in de gedachte geen gedachte is en in het gevoel geen gevoel.We weten niet wat zich voordoet. De aanduiding verwijst niet naar iets substantieels.
De onbepaaldheid van alle dharma’s
Regel (4):
iha Sariputra sarva-dharmah sunyata-laksana anutpanna aniruddha amala avimala anuna aparipurnah
“Hier Sariputra, zijn alle dharma’s gekenmerkt door onbepaaldheid; ze zijn niet voortgebracht, niet ongedaan te maken, noch onzuiver, noch zuiver, noch onvolmaakt, noch volmaakt.”
De tekst beweegt zich nu van de vijf condities naar de dharma’s die onder deze vijf condities zijn ingedeeld. Volgens het vroege boeddhisme zijn de dharma’s elementaire krachten of momentane gebeurtenissen. De Sarvastivadins en de Sautrantika’s beschouwden de dharma’s echter als gekenmerkt door een eigen bestaan dus als soliede, laatste substanties. Zo konden ze de ongrijpbare ervaring alsnog funderen en het bestaan van een grond voorzien. In de bovenstaande regel neemt het Hart soetra een positie in tegenover deze metafysische opvatting. “Alle dharma’s zijn gekenmerkt door onbepaaldheid.” In de tekst staat sarva-dharma, “alle dharma’s” en dit zijn dus niet alleen de dharma’s die onder de vijf condities van individueel bestaan vallen maar ook de zogenaamde ongeconditioneerde dharma’s, zoals ruimte en… nirvana! Op de onbepaaldheid van bevrijding komen we later in regel (6) van het Hart soetra terug.
Dat “alle dharma’s gekenmerkt zijn door onbepaaldheid” wil niet zeggen dat ze niet bestaan. Het wil ook niet zeggen dat ze wèl bestaan. Het Hart soetra stelt hier dat alle momentane gebeurtenissen (de dharma’s) die onze ervaring vormen geen substantie hebben. Er is in wat zich hier en nu concreet aan den lijve voordoet niets te vinden dat onze ervaring zou kunnen funderen, tenzij we dat er zèlf bij bedenken. We hebben geen grond om op te staan. Er is wat zich hier en nu aan den lijve voordoet precies zoals het is. Dit zien, dit wéten is de vervolmaking van prajña, prajñaparamita of de verwezenlijking van de onmiddellijke, fysieke ervaring van de realiteit. Vanzelfsprekend dienen we dit niet klakkeloos aan te nemen. Het Hart soetra nodigt ons uit tot zelfonderzoek. Ervaar wat zich voordoet op dit moment, niet dualistisch, door er op een afstand naar te kijken maar onmiddellijk, door wat zich voordoet met elke porie van je lijf te ervaren, door het te zijn. Ervaar dit en zie: wat is het echt? Wat zie ik als ik kijk? Wat hoor ik als ik luister? Wat heb ik beet als ik vastpak? Is het substantieel? Is het een laatste onderliggendheid of grond? Kunnen we hier ook maar enige zekerheid aan ontlenen? Of is het open, onbepaald?
En wat kunnen we zeggen over wat zich hier en nu voordoet? In het tweede gedeelte van regel (4) volgt de implicatie van het “alle dharma’s zijn gekenmerkt door onbepaaldheid”. Volgens de Sarvastivada abhidharma-traditie die het Hart soetra bestijdt, kan van de geconditioneerde dharma’s worden gezegd dat ze vergankelijk zijn en dat ze dus worden voortgebracht (utpanna) en weer ongedaan kunnen worden gemaakt (niruddha). Nirvana, de ongeconditioneerde dharma wordt gekarakteriseerd als niruddha, de vernietiging van tijdelijkheid. Voorts kan van de geconditioneerde dharma’s worden gezegd dat ze onzuiver (mala) zijn in zoverre ze met klampen en met de drie klesa’s (hebzucht, haat en onwetendheid) verbonden zijn. Nirvana daarentegen wordt gekarakteriseerd als zuiver (vimala). Tenslotte kan van de geconditioneerde dharma’s worden gezegd dat ze onvolmaakt of onvolledig (nuna) zijn omdat ze slechts tot hun eigen karakteristieken zijn beperkt en dus niet de gehele werkelijkheid omvatten. Zo is vuur heet en dus onvolledig omdat het koude uitsluit. Nirvana is het volmaakte en volledige (paripurnah). De abhidharma van de Sarvastivadins kan de dharma’s op deze wijze karakteriseren omdat ze uitgaan van substantiële dharma’s. Over deze metafysische “laatste” substanties zouden we inderdaad wat kunnen zeggen. Maar wat kunnen we zeggen over datgene wat zich hier en nu concreet aan den lijve aan ons voordoet?
Wat zich hier en nu concreet in ons lichamelijk ervaren voordoet, wat ik zie als ik kijk, wat ik hoor als ik luister, wat ik voel als ik tast is niet iets substantieels, zegt het Hart soetra. Het is volkomen ongrijpbaar, onkenbaar, onbenoembaar. Feitelijk praten we nergens over want we kunnen onmogelijk bepalen wat het is. Onze aanduiding dekt de lading niet. Daarom stelt het Hart soetra dat de niet substantiële dharma’s niet zijn voortgebracht (anutpanna), dat ze niet ongedaan te maken (aniruddha) zijn, dat ze noch onzuiver (amala) noch zuiver (avimala) zijn en dat ze noch onvolmaakt (anuna) noch volmaakt (aparipurnah) zijn. Zowel de dharma’s als hun kwalificaties zijn holle termen, aanduidingen die dat wat zich hier en nu in ons aan den lijve ervaren voordoet nimmer zullen bereiken.
Wordt vervolgd.